ACHTERGROND KINDEREN
In de bergachtige streek in het noorden van Thailand wonen veel bergvolken die van oorsprong uit Tibet, het zuiden van China en Laos komen. Ook vanuit het aangrenzende Myanmar (Birma), waar al jaren een burgeroorlog woedt, komen de laatste decennia veel bergvolken over de grens om in Thailand een nieuw leven op te bouwen.
In Thailand leven zo'n 20 verschillende stammen, waarvan de Lisu, de Lahu, de Akha, de Yao, de Karen en de Hmong de bekendste zijn. Met hun kleurrijke kleding vormen zij een belangrijke culturele attractie voor alle toeristen die het noorden van Thailand bezoeken.
De vrouwen en kinderen van deze bergvolken proberen aan de toeristen hun zelfgemaakte producten (borduursel, sieraden, houtsnijwerk) te verkopen, om zo in het levensonderhoud van hun gezin te voorzien.
De bergvolken leefden al eeuwenlang in de bergen en heuvels van deze streek.
Met kleinschalige zwerflandbouw voorzagen zij in hun levensonderhoud. De laatste honderd jaar is dit bestaan bedreigd door de landsgrenzen, de (burger)oorlog en het gebrek aan ruimte en vruchtbare grond.
Toen het rondtrekken voor de bergvolken niet meer mogelijk was werd de verbouw van papaver een belangrijke inkomstenbron. Maar de Thaise regering is een intensieve campagne gestart om het gebruik van drugs en de verbouw van papaver te bestrijden. Hiermee kwamen de inkomsten uit de papaverteelt te vervallen.
Door deze beperking om op de gebruikelijke manier in hun levensonderhoud te kunnen voorzien en door de invloeden van de Thaise en westerse cultuur zijn veel bergvolken ontwricht.
Er is veel armoede en werkeloosheid, maar ook verslaving en criminaliteit. Zij staan onderaan de economische en maatschappelijke ladder. Een groot deel van deze bergvolken hebben niet de Thaise nationaliteit en leven stateloos.
De kinderen van de bergvolken van wie de vader en/of moeder wegvalt of die in extreme armoede leven, zijn er dan het slechtst aan toe. Een aantal van deze kinderen heeft onderdak gekregen in het kindertehuis Mae Taeng.